Wet van 15 mei 2007
Wat?
Deze wet bepaalt dat aan de operationele diensten van de Civiele Veiligheid (hulpverleningszones + Civiele Bescherming) 5 algemene taken zijn toegekend:
- de redding van en de bijstand aan personen in bedreigende omstandigheden en de bescherming van hun goederen
- de dringende geneeskundige hulpverlening zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening
- de bestrijding van brand en ontploffing en hun gevolgen
- de bestrijding van vervuiling en van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen met inbegrip van radioactieve stoffen en ioniserende straling
- de logistieke ondersteuning
Proactie - Preventie - Preparatie - Uitvoering - Evaluatie
De wet legt ook vast dat opdrachten 1, 3 en 5 meer inhouden dan enkel de interventie zelf. De wet schrijft immers voor dat bij deze soort opdrachten ook moet worden gestreefd naar een beleid waarbij proactie, preventie, preparatie, de eigenlijke uitvoering en evaluatie geïntegreerd worden.
Met proactie doelt de wet op het nemen van maatregelen om de risico’s op voorhand te inventariseren en te analyseren. Op deze manier kan de hulpverleningszone preventief te werk gaan en om zo risico’s te beperken en het plaatsvinden van incidenten te voorkomen.
Daarnaast vereist de wet dat er voor deze opdrachten maatregelen worden genomen in het kader van een goede preparatie, zodat de hulpverleningszone klaar is om het hoofd te bieden wanneer een incident zich voordoet en een goede uitvoering kan gegarandeerd worden.
Tot slot is de evaluatie de laatste schakel in dit proces. De wet vraagt immers dat er maatregelen worden genomen om de voorgaande stappen van proactie, preventie, preparatie en de uitvoering zelf te evalueren zodat hieruit lessen kunnen worden getrokken.
Naast deze 5 taken bepaalt deze wet ook dat de hulpverleningszones instaan voor de toepassing van de reglementering inzake de preventie van brand en ontploffing. De organisatie van de opdrachten inzake brandpreventie die door de hulpverleningszone moet worden uitgevoerd, worden verder vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 19 december 2014.